Vitaminen

Zijn stoffen die in geringe hoeveelheden in de voeding voorkomen. Het zijn voedingscomponenten, die in tegenstelling tot de voedingsstoffen (koolhydraten, vetten en eiwitten) geen energie leveren, maar die wel essentieel zijn voor een goed verloop van de stofwisseling en dus onmisbaar zijn voor het lichaam. Ze spelen een rol bij de groei, herstel en het goed functioneren van het lichaam. Het lichaam maakt ze niet of onvoldoende zelf.

Er zijn dertien vitaminen:

4 vetoplosbare vitamines

zijn vitamine A, vitamine D, vitamine E en vitamine K. De vetoplosbare vitamines zitten voornamelijk in het vet van voedingsmiddelen en kunnen in de weefsels van het lichaam worden opgeslagen.

9 wateroplosbare vitaminen

zijn vitamine B1, B2, B3, B5, B6, B8, B11 (foliumzuur) en B12 en vitamine C. Deze vitamines zitten juist in het vocht dat in voedingsmiddelen zit. Het lichaam kan deze water oplosbare vitamines (met uitzondering van vitamine B12) niet goed opslaan; een teveel verlaat het lichaam via de urine.

Mineralen

Mineralen en spoorelementen zijn, net als vitamines, stoffen die het lichaam niet zelf aan kan maken. Ze zijn onder andere nodig bij de regulatie van enzymen en hormonen. Samen met zonlicht vormen mineralen de basis voor het bestaan van levende cellen. Mineralen zijn nog belangrijker dan vitaminen. In de afwezigheid van mineralen hebben vitaminen geen functie. Bij een gebrek aan vitaminen kan het systeem gebruik maken van mineralen, maar zonder mineralen zijn vitaminen waardeloos.

Mineralen hebben een veelvoud aan functies. Mineralen (ijzer) transporteren zuurstof door ons lichaam. Ze spelen ook een belangrijke rol bij de groei, instandhouding en herstel van weefsels. Mineralen zijn ook betrokken bij het samentrekken van spieren, het functioneren van de zenuwen en bij de energie huishouding.

De essentiële mineralen zijn onder te verdelen in twee groepen:

-de macromineralen waarvan het lichaam dagelijks meer dan 100 mg nodig heeft

-de micromineralen of spoorelementen waarvan we dagelijks een kleine hoeveelheid nodig hebben (minder dan 100 mg).

Onder de macromineralen vallen calcium, chloride, magnesium, kalium, fosfor, natrium en zwavel.

Voorbeelden van  micromineralen zijn chroom, koper, jodium, mangaan, molybdeen, selenium, fluoride en zink.

Daarnaast zijn er vele mineralen die nog niet erkend zijn als ‘essentieel’ maar waarvan onderzoek in sterke of toenemende mate het belang voor de gezondheid bevestigt. Hieronder vallen borium, vanadium, nikkel, tin en nog vele andere

Nog niet van alle mineralen en spoorelementen is aangetoond dat ze essentieel zijn, d.w.z. absoluut noodzakelijk voor het functioneren van het lichaam.

Essentiele mineralen: calcium, magnesium, kalium, natrium, chloride en fosfor essentieel zijn.

Essentiële spoorelementen: jodium, ijzer, chroom, koper, zink, mangaan, seleen en molybdeen.

Vitamines en mineralen hebben meer overeenkomsten dan verschillen. In het lichaam zijn beiden onmisbaar bij veel processen.

Het belangrijkste verschil tussen vitamines en mineralen is een scheikundig verschil:

Vitaminen komen uit de levende natuur en kunnen door sommige planten of dieren zelf gemaakt worden,

Mineralen komen uit de dode natuur en worden door planten opgenomen uit de aarde en door dieren uit voeding of water.