Metabolisme

Ons lichaam verbruikt continu energie. Het is misschien bekend dat als wij bewegen, dan onze spieren energie verbruiken. Maar ook als wij slapen, heeft ons lichaam energie nodig voor allerlei activiteiten die er in ons lichaam plaatsvinden. En daarnaast hebben cellen energie nodig om in leven te blijven. Energie wordt uitgedrukt in kilocalorieën [kCal].

Onze energiehuishouding wordt metabolisme genoemd. Als wij de hele dag zouden slapen, verbruikt ons lichaam dus nog steeds energie. Dit heet Basaal Metabolisme [BMR].

Dagelijkse energiebehoefte

Met alle activiteiten die we doen nadat we zijn opgestaan, verbruiken we extra energie. Als we aan het werk zijn, dan verbruiken we energie. De hoeveelheid is o.a. afhankelijk van het type werk. Mensen die fysiek zwaar werk doen, verbruiken meer energie dan mensen met een kantoorbaan. Alle vormen van bewegen zorgen voor extra energieverbruik, dus door de sporten of te wandelen, zorgen we ervoor dat we meer energie gaan verbruiken.

Mensen die over meer spiermassa beschikken, hebben ook meer energie nodig om deze spiercellen actief te houden.

Als we dagelijks lichaamsbeweging hebben, zorgen we ervoor dat onze cellen ‘wakker’ blijven en onze metabolisme zo op een hoger niveau komt.

Als wij alle energie die wij over een dag verbruiken bij elkaar optellen, dan hebben wij een indruk hoeveel energie we dagelijks verbruiken. Dit noemen wij onze dagelijkse energiebehoefte.

Waar bestaat het energiegebruik uit?

Voordat wordt ingegaan op de verschillende energiesystemen wordt eerst beschreven waar energie voor nodig is. Het totale energiegebruik bestaat uit:

  • Basaal metabolisme
  • Thermische effect van voeding
  • Onwillekeurige bewegingen
  • Willekeurige lichamelijke activiteit
  • Groei

Basaal metabolisme (BMR) is het energiegebruik van het lichaam in totale rust. Het basaal metabolisme maakt 60 tot 70% uit van het totale energiegebruik. Genetische factoren, leeftijd, geslacht, vetvrije massa (spieren gebruiken namelijk meer energie dan vetweefsel), hormonen en het sympathische zenuwstelsel zijn van invloed op het rustmetabolisme.

Thermische effect is het extra energiegebruik wat nodig is voor het verteren en absorberen van voedsel. Het thermische effect van voedsel maakt ongeveer 10% uit van het totale energiegebruik en wordt beïnvloed door de hoeveelheid en soort voedsel. Onwillekeurige bewegingen maken 2-5% uit van het totale energiegebruik en wordt beïnvloed door genetische factoren, hormonen en het sympathische zenuwstelsel.

Willekeurige bewegingen kunnen sterk het energiegebruik beïnvloeden. Bij een persoon die matig actief is, maakt beweging ongeveer 30% ongeveer 30% van het totale energiegebruik uit.

Groei: Afhankelijk of er sprake is van groei, kan groei sterk het energiegebruik doen toenemen.

PAL-waarden

De energiebehoefte hangt dus ook af van lichamelijke activiteit. De mate van lichamelijke activiteit kan worden omschreven met de zogeheten PAL-waarde, waarbij PAL staat voor ‘physical activity level’. De PAL-waarde is de factor waarmee de basaal stofwisseling moet worden vermenigvuldigd om het totale energieverbruik per dag te berekenen.

 

Energietoeslag voor sporten/bewegen– MET waarde

MET-waarde staat voor Metabolic Equivalent. Je metabolisme.

De MET-waarde is de verhouding van het energieverbruik tijdens inspanning ten opzichte van het energieverbruik in rust. Met andere woorden: het energieverbruik tijdens een activiteit wordt uitgedrukt als het veelvoud van het energieverbruik als je rust.

Zo is een MET-waarde van 1 het energieverbruik als je rustig zit. Dit is je BMR: Basal Metabolic Rate.

1 MET = 1 calorie per kg van je totaalgewicht per uur: als je 58 kilo weegt, verbrand je 58 calorieën per uur als je niks doet.

Een MET-waarde van 2 betekent dat je 2 keer zoveel energie verbruikt als wanneer je zit. Een MET-waarde van 3 betekent dat je 3 keer zoveel energie verbruikt als wanneer je zit. Etc.

Hardlopen heeft bijv. een MET-waarde van 10. Dat betekent dus dat iemand van 58 kilo tijdens het hardlopen  10*58 = 580 calorieën per uur verbrand.

Door te gaan sporten verhoog je dus je metabolisme

Energiebalans

Voor een  gezond gewicht en het houden daarvan, moet er een evenwicht zijn in de hoeveelheid energie die de voeding levert en de hoeveelheid energie die het lichaam verbruikt. Dat heet energiebalans.

Wordt er te veel gegeten en/of te weinig bewogen, dan ontstaat een teveel aan energie. Dit wordt opgeslagen als lichaamsvet, waardoor het gewicht stijgt. Is er te weinig energie beschikbaar uit eten, dan zal het lichaam energie vrijmaken uit lichaamsvet, waardoor het gewicht afneemt.

Onder normale omstandigheden schommelt de energiebalans van maaltijd naar maaltijd, van dag tot dag en van week naar week. De hoeveelheid energie die per dag wordt ingenomen, verschilt sterk tussen mensen, maar ook bij één en dezelfde persoon.

Een constant lichaamsgewicht betekent dat iemand over langere perioden, langer dan een week, evenveel energie opneemt als zijn lichaam nodig heeft.

Gewichtstoename betekent dat iemands energie-inname op lange termijn hoger is dan het energieverbruik. Zo leidt bij vrouwen een overschot van gemiddeld 20 kcal per dag (de hoeveelheid energie in een klontje suiker) ertoe dat ze na een jaar een kilo zwaarder zijn